Steeds meer Nederlanders voelen zich onveilig in hun eigen buurt, ondanks dalende criminaliteitscijfers.
Die gevoelens komen vaak niet voort uit zware misdaad, maar uit dagelijkse overlast, sociale spanningen en een gebrek aan perspectief. Wat volgt is een diepere blik op de oorzaken, gevolgen én de grenzen van het huidige veiligheidsbeleid.
Sociale overlast en uitzichtloosheid voeden onveiligheidsgevoelens
Veel Nederlanders ervaren een toename van onveiligheidsgevoelens, ondanks dat de geregistreerde criminaliteitscijfers over de lange termijn zijn gedaald. Volgens de Veiligheidsmonitor 2023 voelt 15% van de bevolking zich weleens onveilig in de eigen buurt, een lichte stijging ten opzichte van 2021. In het algemeen voelt 35% zich wel eens onveilig, met name jonge vrouwen en inwoners van grotere steden zoals Amsterdam en Heerlen. Deze gevoelens van onveiligheid ontstaan vaak niet door zware misdaad maar door dagelijkse overlast, sociale spanningen en het ontbreken van perspectief in de wijk.
Rijksoverheid investeert in kwetsbare wijken, maar is het genoeg?
De leefbaarheid in veel buurten wordt ondermijnd door een combinatie van factoren: verouderde woningen, beperkte voorzieningen, economische achterstand, armoede en toenemende sociale spanningen. In reactie daarop heeft het kabinet het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV) in het leven geroepen, gericht op twintig kwetsbare stedelijke gebieden. Met een investering van 600 miljoen euro wordt ingezet op het opknappen van circa 25.000 particuliere woningen, het terugdringen van armoede en schulden en het voorkomen van jeugdcriminaliteit. In totaal is 82 miljoen euro beschikbaar gesteld om jongeren in risicogebieden betere kansen te bieden en hen uit de greep van criminaliteit te houden.
Toch blijkt in de praktijk dat criminaliteit en overlast in deze buurten een complexer en taaier probleem zijn dan cijfers doen vermoeden. Jongeren die opgroeien in achterstandsituaties raken sneller betrokken bij criminaliteit, vaak als loopjongens of uithalers in de georganiseerde drugswereld. Tegelijkertijd zien we een toename van zwerfvuil, verloederde openbare ruimten, drugsoverlast in en rond woningen en een groeiende mate van intimidatie, geluidsoverlast en vandalisme. Deze vormen van sociale ontwrichting tasten het dagelijks leven van wijkbewoners aan en zorgen voor een dalend vertrouwen in overheid en handhaving.
De stille crisis achter de voordeur: huiselijk geweld als structurele bedreiging
Een van de hardnekkigste en minst zichtbare vormen van onveiligheid is huiselijk geweld. In huishoudens waar financiële zorgen, stress en sociaal isolement samenkomen, neemt het risico op partnergeweld, kindermishandeling en psychische verwaarlozing fors toe. Nederland telt jaarlijks honderden gevallen van ernstig huiselijk geweld, en het aantal dodelijke slachtoffers – vaak vrouwen – blijft zorgwekkend hoog. Femicide, het opzettelijk doden van vrouwen vanwege hun gender, vraagt nadrukkelijker aandacht in beleid én uitvoering. Preventie, vroegsignalering en bescherming van slachtoffers moeten steviger worden ingebed in lokale veiligheidsaanpakken en samenwerking met zorgpartners. De impact op kinderen, gezinnen en buurten is structureel en diepgravend en vraagt om een gecoördineerde aanpak van zowel zorg- als veiligheidspartijen.
Hoewel de rijksoverheid de noodzaak van integrale samenwerking steeds opnieuw benadrukt — in programma’s als ‘Preventie met Gezag’ en het NPLV — groeit de kritiek op de effectiviteit van deze samenwerkingen. Evaluaties van eerdere programma’s laten zien dat er vaak sprake is van fragmentatie, wisselingen in betrokken professionals, onduidelijke verantwoordelijkheden, gebrekkige gegevensdeling en botsende belangen tussen publieke en private partners. Terwijl op papier veel wordt samengewerkt, ontbreekt het in de praktijk te vaak aan doorzettingsmacht, gezamenlijke sturing en voldoende langetermijninvesteringen. Daarbij komt dat evaluatie- en monitoringsystemen onvoldoende inzicht geven in wat daadwerkelijk werkt in de wijk, waardoor bijsturing of opschaling moeilijk is.
Deze tekortkomingen frustreren niet alleen de uitvoerende professionals op straat maar ook de bewoners die te vaak blijven wachten op merkbare verbeteringen in hun leefomgeving. Zij zien wél de politie voorbijrijden, maar voelen zich niet veiliger. Zij zien wél wijkplannen verschijnen, maar merken weinig van echte verandering. De kloof tussen beleid en beleving blijft hierdoor groot.
Veiligheid begint bij vertrouwen, en bij een stevig sociaal fundament
De aanpak van ondermijnende criminaliteit krijgt terecht aandacht in het regeerakkoord. De inzet op verstoring van criminele netwerken, strafrechtelijke vervolging, en het vergroten van weerbaarheid van gemeenten en ondernemers is noodzakelijk. Maar zonder gelijktijdige investering in het sociaal fundament van de wijk — in onderwijs, werk, gezondheid en wonen — is deze aanpak onvoldoende duurzaam. Criminaliteit gedijt bij leegte en wantrouwen. Alleen waar vertrouwen groeit en mensen zich gezien voelen kan veiligheid wortel schieten.
Wat nodig is, is een langjarig, gebiedsgericht perspectief dat wijkbewoners serieus neemt als medeoplossers. Een aanpak waarin vakmanschap en continuïteit voor professionals wordt gewaarborgd en waarin domeinoverstijgende samenwerking geen papieren belofte blijft maar wordt ingebed in een sterke lokale uitvoeringspraktijk. Pas dan verandert veiligheid van een papieren construct naar een leefbare realiteit.
